Print deze pagina

dinsdag, 10 juli 2018

Over gehuwden, ongehuwden en wederzijdse toebedelingen

De klassieke methode van samenleven was vroeger, gedurende eeuwen, het huwelijk. De veiligste methode om het vermogen dat men gedurende het huwelijk samen had opgebouwd, aan de langstlevende te laten toekomen, was de toebedeling van dat vermogen bij huwelijkscontract, of bij wijziging van huwelijkscontract. Behalve als er kinderen zijn uit een andere relatie, is die toebedeling immers onaanvechtbaar: zij “wordt niet als schenking, maar als huwelijksvoorwaarde beschouwd”: zelfs al zou het volledige vermogen gemeenschappelijk zijn, toch kunnen de kinderen zich dus niet tegen verzetten. Oorspronkelijk werd een dergelijk beding dan ook niet met successierecht belast, tenzij er eigen goederen in de gemeenschap ingebracht waren, maar de wet van 17 december 1851 bracht hier verandering in. Sindsdien wordt een toebedeling wel als legaat beschouwd.

Lees hier het volledige opiniestuk door Rik Deblauwe dat verscheen in Vermogensplanning in de Prakijk, 2018-1