Advocaten / Avocats / Lawyers

Home>News>De fiscus betaalt de kosten bij vernietiging van een voorafgaande schatting

donderdag, 05 november 2015

De fiscus betaalt de kosten bij vernietiging van een voorafgaande schatting

De belastingplichtige kon vroeger – en kan nog altijd – vragen dat de goederen die hij moet waarderen in de successieaangifte geschat worden door een deskundige. Het kan gebeuren dat daarbij iets misloopt, en dat de schatting overgedaan moet worden. Wie betaalt dan de kosten van de eerste schatting? De fiscus, oordeelde het hof van beroep van Gent op 2 december 2014.

1. Dat het verslag vernietigd moest worden, daarover bestond geen betwisting.

Hoewel in de aanvraag tot schatting werd aangegeven dat de woning een oppervlakte had van 8a 20ca, had de deskundige zich voor zijn schatting gebaseerd op de oppervlakte die op de databank van de AKRED (administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen) stond, nl. 9a 34ca. Hij had zijn verslag wel meegedeeld aan partijen, maar het maar 2 dagen later al neergelegd op de griffie van het vredegerecht. Op

basis daarvan wordt de aangifte ingediend. Een paar maanden later wordt de fout ontdekt, en dient de deskundige een nieuw verslag in: 150.000 EUR i.p.v. 170.000 EUR.

De gewestelijke directie te Gent deelde mee dat het eerste verslag bindend was, en weigerde de teruggave. De rechtbank van Gent besliste echter op 11 september 2013 dat het eerste verslag nietig was, beval een nieuwe voorafgaande schatting, en veroordeelde de fiscus tot de kosten ervan, 1.320 EUR.

Alleen tegen dit laatste gaat de fiscus nu in beroep: hij betwistte de tenlastelegging van de kosten.

2. De vraag was nu wel: wie betaalt de kosten van dat eerste verslag? De belastingplichtige, de fiscus of de deskundige zelf?

De fiscus beriep zich op artikel 20 W.Succ. dat bepaalt dat de belastingplichtigen de waardering kunnen vragen “op hun kosten”1. De belastingplichtige vond echter dat hij niets verkeerd gedaan had, en dat de oorzaak van nietigheid zelfs een fout was van de Staat, nl. dat verkeerde informatie ter beschikking gesteld werd op de online databank van de AKRED.

3. Het hof gaat terug tot de oorsprong van de regeling, in 1817, waarbij de rechtspraak oordeelde dat gerechtelijke controle niet mogelijk was, en dit werd nadien ook in de wet ingeschreven, maar er was wel een mogelijkheid tot vernietiging bij “overtreding der wet, zakelijke missing of verkrachting der wezensvormen” (art. 120 W.Succ.). Daarna kwam het arrest van het Grondwettelijk Hof van 22 juli 2001, nr. 141/04, waarbij de rechter volle toetsingsmacht kreeg, en dit werd dan ook in artikel 120 W.Succ. ingeschreven door de programmawet van 9 juli 2004.

In dit geval ligt de vernietiging geheel buiten de wil van de belastingplichtige; het is dan ook niet meer dan logisch dat de kosten ten laste komen van de administratie, oordeelde het hof, verwijzend naar een uitspraak van het Hof van Cassatie van 14 december 1944, die besliste dat de kosten, bij vernietiging van het verslag, ten laste gelegd moeten worden van “het beheer”, de administratie dus.

Het hof van beroep bevestigt dan ook het bestreden vonnis, en veroordeelt de fiscus tot de kosten van de eerste deskundige schatting, samen met de gerechtskosten van beide aanleggen.

4. De regeling vindt haar oorsprong in de gewone deskundige schatting die door de rechter bevolen wordt in het kader van een geschil. De wet gaf de belastingplichtige de mogelijkheid om een dergelijke schatting ook buiten een geschil te vragen, en dan is deze in principe definitief, behoudens marginale toetsing (vroegere regel) of behoudens ander oordeel van de rechter (nieuwe regel). Maar het is dan ook logisch dat de gewone regel wordt toegepast, nl. dat de in het ongelijk gestelde partij in de kosten wordt verwezen (art. 1017, eerste lid Ger.W.)2. Artikel 20 W.Succ. bepaalt inderdaad in algemene zin dat de belastingplichtigen de kosten dragen van de schatting, maar zegt niets over een vernietigde schatting.

5. Het arrest wijkt af van eerdere lagere rechtspraak in dit verband, dat de kosten ten laste van de aanvragers liet, zelfs als de schatting vernietigd werd3.

6. Het hof gaat niet in op het argument dat de fout in het verslag veroorzaakt werd door verkeerde informatie op de website van de AKRED. Ook dat lijkt ons nochtans belangrijk: de belastingplichtige moet in principe kunnen vertrouwen op wat de overheid aan informatie verschaft. Doet hij dat, dan kan hem dat niet ten laste worden gelegd. De overheid staat immers ten dienste van de burgers, niet omgekeerd.

7. De schatter stuurde zijn verslag aan de partijen op donderdag 9 juli 2009, en 2 dagen nadien, op zaterdag 11 juli 2009 legde hij het neer op de griffie van het vredegerecht. Dat is een korte termijn, die te kort is om een fout in de oppervlakte op te merken. Het ware beter geweest had de deskundige de partijen wat langer de tijd gegeven had om opmerkingen te maken bij zijn verslag, en daarbij had hij zelf ook kunnen opmerken dat zijn oppervlakte afweek van wat in de aanvraag van de schatting was opgegeven.

Na de Codex

8. De materie van voorafgaande schatting werd grondig gewijzigd door de inwerkingtreding van Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna “de Codex”).

De memorie van toelichting vermeldt hierover4:

“Om de personen die aangifte moeten doen evenwel rechtszekerheid te verstrekken aangaande de waardering van de aan te geven onroerende goederen, wordt een nieuw artikel ingevoerd waarbij de aangifteplichtigen een prijsschatting kunnen vragen aan de bevoegde entiteit. Die entiteit kan desgevallend hiertoe een plaatsbezoek doen. De raming is bindend. De belastingschuldigen kunnen enkel via bezwaar en gerechtelijk procedure reageren.”

“Het Vlaamse Gewest opteert voor het verwijderen van het bijzondere bewijsmiddel waarover de  elastingadministratie vandaag beschikt om de te lage schatting vast te stellen van goederen die voor hun verkoopwaarde moeten worden aangegeven.

Deze schrapping vindt haar tegenpool in de verwijdering van

de mogelijkheid voor de aangifteplichtigen om een voorafgaande schatting van deze goederen te vragen (zie nieuw art. 3.3.1.2.5 VCF).

Wanneer geen overeenstemming kan worden bereikt over de venale waarde die als heffingsgrondslag zal dienen voor de berekening van de successierechten of het recht van overlijden zal voortaan de bezwaarprocedure worden gevolgd.”

M.a.w. de controleschatting (op vraag van de fiscus) werd afgeschaft; dan ook de voorafgaande schatting (op vraag van de belastingplichtige). In de plaats komt een schatting door de administratie zelf, die enkel betwist kan worden door de bezwaarprocedure, de nieuwe gewone procedure voor betwistingen inzake erfbelasting, en vervolgens uiteraard voor de rechtbank.

9. De administrateur-generaal van VLABEL5, preciseerde in dit verband nog:

“Er wordt geen procedure ‘voorafgaande schatting’ meer georganiseerd. In het voorbereidingstraject hadden we van de federale administratie begrepen dat ook zij die liever kwijt ,dan rijk was. De federale administratie was niet happig om die te behouden en ook wij vonden dit een beetje een achterhaald iets. We hebben ervoor gekozen om de voorafgaande schatting af te schaffen.”

Maar in praktijk is er blijkbaar toch niet zoveel veranderd. De administratie heeft een aantal schatters erkend, al meer dan 300 op dit ogenblik, mits ondertekening van een “kwaliteitscharter”

10. Die schatting zal in principe aanvaard worden. Oorspronkelijk behield de administratie zich het recht voor ze

naast zich neer te leggen, want de administrateur-generaal zei in het Vlaamse Parlement:

“Het is niet absoluut bindend, dat wil ik erbij zeggen. Als we ondervinden dat er echt een waardering bij zit die ons een aanfluiting van de werkelijke waarde lijkt, dan kunnen we nog altijd overrulen en beslissen om voor onze eigen waardering te gaan. We kunnen dit doen, niettegenstaande er een externe schatting werd gemaakt door een landmeter-expert, eventueel een erkende landmeter-expert. Laat dat duidelijk zijn.”

Maar inmiddels maakte de Vlaamse belastingdienst een “administratief standpunt” bekend op haar website7 waarin zij liet weten dat de waardering in principe bindend is, ook voor de administratie. Wat meer is: als het goed binnen de 2 jaar wordt vervreemd, dient er bijgevolg geen bijvoeglijke aangifte te worden ingediend.

11. Het zou de bedoeling zijn om over afzienbare tijd, als de Vlaamse belastingdienst zelf voldoende vergelijkingspunten heeft, de schattingen te laten uitvoeren door de dienst zelf. Of dat er ooit zal van komen, zullen we nog wel zien.

12. Wie betaalt nu de kosten, ingeval het verslag fouten bevat, en vernietigd wordt?

Vooreerst: de nieuwe procedure is niet wettelijk geregeld. Als het verslag dus fouten bevat, kunnen die ook in der minne tussen de fiscus en de belastingplichtige gecorrigeerd worden. In onderlinge overeenstemming kan ook een verbeterend verslag opgemaakt worden, of zelfs een nieuwe deskundige aangesteld. Dat is het voordeel van de nieuwe, informele, procedure.

Het nadeel ervan is dat de kosten wellicht ten laste van de belastingplichtige zullen komen: hij is het immers die de deskundige aanstelt, en hij zal de kosten in principe moeten voorschieten, of minstens betalen nadien. Het kwaliteitscharter bepaalt hierover enkel: “De landmeter-expert deelt de aanvrager tevens mee op welke wijze het ereloon en de kosten berekend zullen worden.” Of zouden we, op grond van het besproken arrest, kunnen zeggen dat het ook hier gaat om een procedure die door de overheid – zij het informeel – georganiseerd werd, dat de schatters door haar werden voorgesteld, en dat de kosten dus toch te haren laste zijn, als het verslag fouten blijkt te bevatten waardoor het verbeterd moet worden, en de belastingplichtige geen fout verweten

kan worden?

13. Wanneer de feiten uit de besproken beslissing zich opnieuw zouden voordoen, wordt het tweede argument van de belastingplichtige in elk geval wel heel belangrijk: als het verslag verkeerd was, omdat het zich gebaseerd had op foutieve informatie door de AKRED zelf verstrekt, dan staan we voor een vordering op basis van artikel 1382 BW: wie schade veroorzaakt, moet ze vergoeden. Bijvoorbeeld door de kosten van het foutieve verslag te betalen.

De lege ferenda

14. De vraag is ook of dit een goede regeling is. Er is, per hypothese, geen geschil tussen de fiscus en de belastingplichtige. Waarom moeten de kosten van de schatting dan alleen door hem gedragen worden? Het komt mij voor dat een verdeling 50-50 billijker zou zijn. Het is ook de regeling die dikwijls  aangenomen wordt bij scheidsrechtelijke bedingen, zodat de scheidsrechter niet het gevoel heeft voor een van beide partijen te werken, met het gevaar: “wiens brood men eet, diens woord men spreekt”.

15. Men kan dit trouwens veralgemenen. Als een bepaald bedrijf 5 keer gecontroleerd wordt, en een ander in het geheel niet, is het dan normaal dat het ene bedrijf de kosten van de controle zelf moet betalen? Want kosten zijn er: tijdverlies voor de zaakvoerder, van het personeel, kosten van de externe boekhouder. Als een belasting ook kan bestaan in de verplichting om een stoep aan te leggen voor de woning, of tot het schoonmaken van grachten8, is het antwoorden op een vraag om inlichtingen, of het indienen van een aangifte, dan ook geen “belasting”? Welnu, als dat het geval is, moet de grondwettelijke gelijkheid ook daar gerespecteerd worden,

en is het niet logisch dat de kosten ervan alleen gedragen worden door de geviseerde belastingplichtige. Net zoals er inmiddels een rechtsplegingsvergoeding bestaat, zou een aangifte- of controlevergoeding een redelijke maatregel zijn.

Rik DEBLAUWE

Wetenschappelijk adviseur bij Tiberghien

 

1. En ook DECUYPER, Successierechten 2012-2013, nr. 1970, schrijft: “In geval van voorafgaande schatting vallen de kosten van de schattingsprocedure steeds ten

laste van de erfopvolgers.”

2. “Tenzij bijzondere wetten anders bepalen, verwijst ieder eindvonnis, zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten, onverminderd de

overeenkomst tussen partijen, die het eventueel bekrachtigt.”

3. Rb. Antwerpen 6 maart 1975, Rb. Antwerpen 27 november 1991 en Rb. Mechelen 26 juni 1996, gecit. bij DECUYPER, Successierechten, nr. 580.

4. Stuk 114 (2014-2015), nr. 1, p. 26.

5. David VAN HERREWEGHE, administrateur-generaal van de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) in het Vlaams Parlement, vraag om uitleg 1719 (2014-2015) in

de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting.

6. http://belastingen.vlaanderen.be/nlapps/data/docattachments/KwaliteitscharterSchattingsverslagen_def.pdf en onze commentaar op Lexfin, “Verhelderende

administratieve standpunten over procedure erfbelasting”, www.lexfin.be/newsArticle.cfm?id=72362.

7.http://belastingen.vlaanderen.be/nlapps/data/docattachments/SPO_15073%20Meerwaarde%20OG%20na%20verkoop%20%E2%80%93%20Schatting.pdf.

8. Tiberghien, Handboek voor Fiscaal Recht 2014-2015, nr. 0002, noten 3 en 4

Tiberghien Brussels

Tour & Taxis

Havenlaan|Avenue du Port 86C B.419
BE-1000 Brussels

T +32 2 773 40 00

F +32 2 773 40 55

info@tiberghien.com

Tiberghien Antwerp

Grotesteenweg 214 B.4
BE-2600 Antwerp

T +32 3 443 20 00

F +32 3 443 20 20

info@tiberghien.com

Tiberghien Ghent

Esplanade Oscar Van de Voorde 1
BE-9000 Gent

T +32 9 216 18 00

info@tiberghien.com

Tiberghien Hasselt

Torenplein 7 B13.1
BE-3500 Hasselt

T +32 11 57 00 13

info@tiberghien.com

Tiberghien Luxembourg

23, Boulevard Joseph II
LU-1840 Luxembourg

T +352 27 47 51 11

F +352 28 66 96 58

info@tiberghien.com