Ingevolge de programmawet van 19 december 2014 werd de afzonderlijke aanslag op geheime commissielonen herleid van 309% (= 300% + crisisbijdrage van 3%) tot 103% (= 100% + crisisbijdrage van 3%) en in sommige gevallen zelfs tot 51,5% (= 50% + crisisbijdrage van 3%). Reden hiervoor was dat de wetgever het bestraffende karakter van de aanvullende aanslag wou inruilen voor een maatregel van vergoedende aard (ter compensatie van het verlies aan inkomstenbelastingen). In de rechtspraak werd het tarief van 309% immers steeds vaker verminderd in het kader van de volle rechtsmacht die de beoordeling van strafsancties kenmerkt.
Teneinde te kunnen ontsnappen aan de geheime commissielonenaanslag werd bijkomend voorzien in de mogelijkheid om de identiteit van de genieter(s) van de voordelen tijdig te melden aan de overheid, zodat de voordelen - die niet op fiche werden vermeld, noch werden aangegeven in enige aangifte in de personenbelasting - nog bij die genieter(s) zouden kunnen worden belast.
Als tijdig wordt volgens de tekst van artikel 219, 7de lid WIB92 aangemerkt, de ondubbelzinnige identificatie die plaats vindt binnen een termijn van 2 jaar en 6 maanden vanaf 1 januari van het betrokken aanslagjaar. Dit geeft de fiscus minstens 6 maanden de tijd om een aanvullende belasting op te leggen lastens de genieter binnen de driejarige aanslagtermijn van artikel 354, 1ste lid WIB92. Echter, de wetgever maakt hierbij abstractie van de bijzondere aanslagtermijnen van 12 en 24 maanden van artikel 358 WIB92 (voor inbreuken op de belastingwetgeving begaan 5 jaar voor de ontdekking van de inbreuk of voor de aanvang van een strafonderzoek) alsook van de buitengewone aanslagtermijn van 7 jaar in geval van fraude (artikel 354, 2de lid WIB92).
Huidig artikel 219, 7de lid WIB92 verzet er zich met andere woorden niet tegen dat zowel de verstrekker van de voordelen als de genieter van de voordelen worden belast, bv. in geval van fraude, wanneer de genieter pas wordt geïdentificeerd nà het verstrijken van een periode van 2 jaar en 6 maanden volgend op het inkomstenjaar. Dit doet uiteraard afbreuk aan het vermeend vergoedende karakter van de geheime commissielonenaanslag.
In de mate dat deze dubbele belasting mogelijk wordt gemaakt door de huidige wet, is de bepaling strijdig met het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van non-discriminatie, aldus het Grondwettelijk Hof.
De enige werkbare oplossing is dan dat wanneer de genieter alsnog wordt geïdentificeerd en binnen de bijzondere of buitengewone aanslagtermijn wordt belast, de geheime commissielonenaanslag komt te vervallen die werd opgelegdlastens de vennootschap die het voordeel heeft toegekend en er niet in was geslaagd om de genieter ondubbelzinnig te identificeren binnen de 2 jaar en 6 maanden vanaf 1 januari van het aanslagjaar.
Vincent Vercauteren - Counsel (vincent.vercauteren@tiberghien.com)
Christophe Dillen - Senior Associate (christophe.dillen@tiberghien.com)