Pro memorie:
Het principe blijft ongewijzigd: een natuurlijke persoon of rechtspersoon kan spontaan en vrijwillig niet-aangegeven inkomsten en fiscaal verjaarde kapitalen aangeven bij het Contactpunt Regularisaties bij de FOD Financiën, dat de oorspronkelijk verschuldigde belastingen zal innen en daarbovenop nog een boete van 30% zal opleggen, dan wel voor de fiscaal verjaarde kapitalen een tarief van 45% zal toepassen. In ruil ontvangt men een attest dat beschermt tegen latere aanspraken van de fiscus én tegen zgn. strafrechtelijke vervolging voor fiscale fraude of witwassen.
De EBAquinquies is in essentie een voortzetting van het vroegere regularisatieregime van de wet van 21 juli 2016 (EBAquater). De definitieve tekst van de Programmawet van 18 juli 2025 zoals gepubliceerd op 29 juli 2025 bevestigt dat er inhoudelijk amper verschillen zijn met haar voorganger, behoudens enkele technische of terminologische wijzigingen:
- Vervanging van formuleringen zoals “schriftelijk” door “per post”;
- Een gewijzigde definitie van fiscaal verjaard kapitaal
- Nieuwe artikelnummers;
- Een verduidelijking dat regularisatie uitgesloten is voor ernstige grensoverschrijdende btw-fraude ten nadele van de EU (“fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Unie, die inzake de btw deze beoogt die verbonden is met het grondgebied van ten minste twee lidstaten en een schade veroorzaakt van ten minste 10.000.000 euro”).
De boetetarieven worden evenwel aanzienlijk verhoogd ten opzichte van het vorige regime:
- Niet-verjaarde inkomsten: ontdoken belasting aan het normale belastingtarief verhoogd met 30% (vroeger 25%);
- Fiscaal verjaard kapitaal: afzonderlijke heffing van 45% (vroeger 40%).
Deze tarieven liggen dus hoger dan onder EBAquater, waar respectievelijk 25% en 40% van toepassing waren. De huidige regeling geldt enkel voor federale belastingen. De Gewesten Vlaanderen, Wallonië en Brussel werken nog aan eigen decreten cq. ordonnanties voor o.a. erfbelasting dan wel aan samenwerkingsakkoorden voor gemengde bedragen tussen de Gewesten en de Federale overheid.
Inhoudelijk stelt het ‘nieuwe’ regime wel enigszins teleur: de eerder aangekondigde inhoudelijke hervorming blijft uit en de regeling bouwt verder op oud zeer. De eerder in het regeerakkoord aangekondigde bereidheid om erfgenamen die te goeder trouw kapitalen hebben verwervon met meer begrip te benaderen, is in de finale wetgeving zoals gepubliceerd volledig verdwenen. Het huidige regularisatieregime maakt opnieuw geen onderscheid tussen gewone fiscale fraude en ernstige fiscale fraude (zoals thans het geval is in het reguliere sanctiestelsel). Hierdoor worden ook relatief beperkte fiscale onregelmatigheden onderworpen aan hetzelfde stringente kader als grootschalige, intentionele fraude. Tegelijk wordt het klassieke technische argument dat rechtsopvolgers eigenlijk helemaal geen fiscaal verjaarde kapitalen konden regulariseren ‘verwijderd’ door een aangepaste definitie van “fiscaal verjaarde kapitalen”, die het enige tekstuele ‘overblijfsel’ is van de poging om erfgenamen een gunstigere regeling te geven.[1] EBAquinquies blijft bovendien impliciet iedereen die fiscaal ‘problematische’ kapitalen ontvangt over één kam scheren, terwijl rechtsopvolgers vaak geen actieve rol hebben gespeeld in de oorspronkelijke fiscale overtreding doch wel een verhoogd risico lopen op vervolging onder de witwaswetgeving (simpelweg daar zij nu over die kapitalen beschikken). Een meer gedifferentieerde aanpak ontbreekt aldus nog steeds, en zal er wellicht nooit komen.
De extreem strenge bewijslast inzake fiscaal verjaarde kapitalen blijft eveneens ongewijzigd. In het kader van een regularisatieprocedure hanteert het CPR sinds EBAquater en thans óók onder EBAquinquies een zeer strenge bewijslast waarbij men van de niet aangegeven kapitalen moet ‘aantonen dat deze hun normaal belastingregime hebben ondergaan’, dat aan de hand van geschreven bewijsstukken. Deze bewijslast wijkt af van de klassieke bewijslastverdeling in hoofde van het Openbaar Ministerie zijnde ‘de legale herkomst aannemelijk maken’, dan wel ‘niet elke legale herkomst kunnen uitsluiten’. Voor oude kapitalen, waarvan vaak geen stukken meer van beschikbaar zijn, is dat ronduit problematisch. In menig dossier zal het dan ook zo zijn dat rechtsopvolgers ter facto gedwongen zullen worden om een heffing van 45% te betalen over witte kapitalen die ze van rechtsvoorgangers hebben verkregen en waarvan ze met de beste wil van de wereld niet meer schriftelijk kunnen aantonen dat alle belastingen hierover in het verleden werden voldaan. Een dergelijke bewijslast hanteren voor oude kapitalen in handen van rechtsopvolgers is ronduit onrealistisch. Het feit dat de gemiddelde Belgische bank in haar aanvaardingsbeleid de facto een gelijkaardige bewijslast hanteert als die door het CPR wordt gehanteerd is hiervan de onmiddellijke oorzaak. Plastisch uitgedrukt wordt van die mensen gevraagd om wegens een ingescheurde nagel hun vinger te amputeren.
De immuniteit van het attest geldt in principe nog steeds uitsluitend voor de aangever. Tussenpersonen, begiftigden of mede-eigenaars vallen niet onder het beschermingsbereik. Ook dit blijft problematisch: een gelijke behandeling ontbreekt, zeker waar rechtsopvolgers zoals gezegd vaak geen betrokkenheid hadden bij de fiscale inbreuk. In de praktijk is dit echter geen groot probleem daar kapitalen waarover een fiscale regularisatie werd gedaan en waarvan een attest kan worden voorgelegd de facto vrij probleemloos binnen het economisch verkeer kunnen worden gebracht.
Net zoals bij de EBAquater zal een regularisatie enkel mogelijk zijn voor zover de belastingplichtige niet schriftelijk op de hoogte is gebracht van specifieke lopende onderzoeksdaden door een Belgische gerechtelijke instantie, een Belgische belastingadministratie, een instelling van sociale zekerheid of een Belgische sociale inspectiedienst, of de FOD Economie. Ook hier weten we dat die regel, vaak in overleg met de locale controle of het parket, met de nodige soepelheid wordt toegepast.
Conclusie
Met EBAquinquies wordt het loket voor fiscale regularisatie opnieuw geopend, maar onder duurdere voorwaarden en met een juridisch kader dat weinig vernieuwing biedt. De regeling blijft vasthangen aan oude modellen, zonder structurele hervorming of duidelijke rechtsbescherming voor rechtsopvolgers die ongewild in een risicopositie terechtkomen.
Wie overweegt om gebruik te maken van deze regeling, doet er goed aan om niet alleen de fiscale impact, maar ook de strafrechtelijke risico’s zorgvuldig te laten analyseren. Een doordachte aanpak is essentieel.
Wij begeleiden u graag bij de afweging van risico’s en opportuniteiten.
[1] EBAquinquies: “Kapitalen ten aanzien waarvan de fiscale administratie (…) op het ogenblik van de indiening van de regularisatieaangifte geen heffingsbevoegdheid meer kan uitoefenen in hoofde van de belastingplichtige die de fiscale overtreding heeft begaan”. EBAquater: “Kapitalen ten aanzien waarvan de fiscale administratie (…) op het ogenblik van de indiening van de regularisatieaangifte geen heffingsbevoegdheid meer kan uitoefenen in hoofde van diegene op wiens naam de regularisatieaangifte is ingediend”.