Advocaten / Avocats / Lawyers

Home>News>Bouwwerven en btw

donderdag, 01 december 2016

Bouwwerven en btw

Interessante verduidelijkingen in beslissing over off-shore windmolenpark.

In een recente ruling (nr. 2016.256 van 21 juni 2016) heeft de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB) een aantal interessante verduidelijkingen gegeven over de cross border btw-behandeling van de verschillende prestaties in het kader van de bouw van een offshore windmolenpark. De principes die in deze beslissing worden uiteengezet zijn ook relevant voor andere grote bouwwerven en infrastructuurprojecten waarin buitenlandse aannemers en onderaannemers zijn betrokken.

Buitenlandse bouwfirma’s die optreden in grote bouw- en infrastructuurprojecten in België dienen het fiscaal statuut van hun activiteiten grondig te beoordelen.

Voor inkomstenbelastingen moet voor de verschillende betrokken partijen onderzocht worden of er al dan niet sprake is van een vaste inrichting in België. Daaraan gekoppeld stelt zich de vraag of de (tijdelijke) aanwezigheid van personeel in België gevolgen heeft. Ook dient rekening gehouden te worden met de strikte regels inzake hoofdelijke aansprakelijkheid voor Belgisch fiscale en sociale zekerheidsschulden wanneer een aannemer in de keten niet zou handelen conform de geldende Belgische regels.

Voor btw dienen alle facturatiesstromen beoordeeld te worden om te bepalen of er al dan niet Belgische btw van toepassing is en, zo ja, wie de schuldenaar is van de btw (de aannemer of zijn medecontractant). Deze btw-beoordeling is niet evident wanneer er verschillende aannemers en onderaannemers gevestigd zijn in binnen- en buitenland.

Bij prestaties verricht voor buitenlandse aannemers of onderaannemers wordt er in de praktijk vaak toepassing gemaakt van de algemene B2B-plaatsbepalingsregel om zo de prestaties te kunnen factureren zonder btw-gevolgen in België (cf. facturatie met verlegging van heffing). De vraag stelt zich of die kwalificatie correct is wanneer de werken een onderdeel vormen van een groter bouwproject of wanneer machines of onderdelen volledig worden geïntegreerd in het bouwproject, of het voornaamste onderdeel hiervan vormen (zoals de elektrische inrichting in elektriciteitscentrales of buizen en onderdelen van de grote raffinaderijen).

De Europese Commissie heeft talrijke – uitgebreide – commentaren gewijd aan diensten die verband houden met onroerend goed. Kort gesteld leidt toepassing van deze verduidelijkingen ertoe dat prestaties van aannemers en onderaannemers in het kader van grote bouwprojecten sneller gelokaliseerd worden in het land van het bouwproject. Een aantal standpunten van de Belgische btw-administratie over roerende vs. onroerende werken die momenteel gelden lijken ons niet volledig conform deze Europese commentaren, hetgeen zou betekenen dat buitenlandse aannemers met btw-verplichtingen in België kunnen geconfronteerd worden (zie infra).

Een recente beslissing van de DVB voegt een interessante verduidelijking toe in deze problematiek. De beslissing betrof een complex dossier voor de bouw van een offshore windmolenpark, waarbij diverse buitenlandse en binnenlandse aannemers en onderaannemers waren betrokken. Deze beslissing is om diverse redenen opmerkelijk, zoals blijkt uit het volgende :

- De DVB stelt onverkort dat windmolens voor btw te beschouwen zijn als onroerende goederen, gelet op de omvang en het feit dat de molens duurzaam in de grond worden ingeplant. Voor onshore windmolens werd in discussies met de btw-adminsitratie in het verleden soms verwezen naar de gemakkelijke demonteerbaarheid en verplaatsbaarheid om deze alsnog als roerend te beschouwen voor btw.

- De hoofdhandeling voor de bouw en installatie van de molens is volgens de DVB een werk in onroerende staat die kwalificeert onder de verlegging van heffing van de btw. Belangrijk is dat deze kwalificatie ook wordt weerhouden voor alle onderdelen van het project die worden uitbesteed aan diverse aannemers en onderaannemers, zelfs wanneer de afzonderlijke werken “afzonderlijk” niet zouden kwalificeren als werken in onroerende staat. Dit laatste standpunt is niet onbelangrijk en geldt o.i. zowel voor de prestaties van de verschillende aannemers aan de opdrachtgever als voor de verschillende subonderdelen van het project die worden uitbesteed aan onderaannemers. Het standpunt biedt het voordeel van de duidelijkheid en kan in een louter nationale context eventuele btw-voorfinanciering vermijden, maar kan ook ongewenste gevolgen hebben. Zo zullen onderaannemers voor de beoordeling van de btw-kwalificatie van hun prestaties, vanuit Belgisch oogpunt, steeds rekening moeten houden met de aard van het totale project. Ingeval het project als onroerend wordt beschouwd, dan wel de geleverde diensten worden gekwalificeerd als werken in onroerende staat kan dit voor buitenlandse (onder)aannemers leiden tot een btw-registratie en de verplichting om met Belgische btw te factureren, wat een belangrijke verhoging van compliance- en voorfinancieringskosten kan betekenen.

De rulingbeslissing gaat enkel in op de aspecten van de btw. De vraag stelt zich of deze kwalificatie ook andere gevolgen heeft. De strikte regels inzake hoofdelijke aansprakelijkheid en inhoudingsplicht voor fiscale en sociale zekerheidsschulden worden immers in belangrijke mate gelinkt aan het begrip “werken in onroerende staat” zoals gedefinieerd voor btw. De toepassing van deze regels t.a.v. buitenlandse aannemers kan in de praktijk tot veel discussies aanleiding geven.

Bovendien moet ermee rekening gehouden worden dat andere lidstaten deze Belgische interpretatie niet noodzakelijk volgen, wat in een worst case scenario een dubbele btw-heffing tot gevolg zou kunnen hebben.

De beoordeling van de fiscale aspecten van grote bouwwerven en infrastructuurprojecten blijft dus specialistenwerk waarbij steeds ad hoc een analyse van de concrete feiten en contracten moet gemaakt worden. De betrokken partijen hebben alle belang bij een goede  analyse omdat foutieve facturaties voor btw zware repercussies kunnen hebben, met name naheffing van btw of verwerping van de uitgeoefende btw-aftrek met daaraan verbonden (zware) boetes en interesten.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met:
Stijn Vastmans - vennoot Tiberghien (stijn.vastmans@tiberghien.com)

Tiberghien Brussels

Tour & Taxis

Havenlaan|Avenue du Port 86C B.419
BE-1000 Brussels

T +32 2 773 40 00

F +32 2 773 40 55

info@tiberghien.com

Tiberghien Antwerp

Grotesteenweg 214 B.4
BE-2600 Antwerp

T +32 3 443 20 00

F +32 3 443 20 20

info@tiberghien.com

Tiberghien Ghent

Esplanade Oscar Van de Voorde 1
BE-9000 Gent

T +32 9 216 18 00

info@tiberghien.com

Tiberghien Hasselt

Torenplein 7 B13.1
BE-3500 Hasselt

T +32 11 57 00 13

info@tiberghien.com

Tiberghien Luxembourg

23, Boulevard Joseph II
LU-1840 Luxembourg

T +352 27 47 51 11

F +352 28 66 96 58

info@tiberghien.com