Advocaten / Avocats / Lawyers

Home>News>Een schenking van gemeenschapsgoederen: 50/50 te verrekenen in de nalatenschappen van beide ouders of is er meer aan?

dinsdag, 18 mei 2021

Een schenking van gemeenschapsgoederen: 50/50 te verrekenen in de nalatenschappen van beide ouders of is er meer aan?

Het gebeurt vaak: ouders, gehuwd onder een gemeenschapsstelsel, schenken samen gemeenschappelijke goederen aan hun kinderen. Dient in de nalatenschappen van beide echtgenoten telkens de helft van de schenking te worden verrekend, of is de verrekening afhankelijk van de bepalingen van hun huwelijkscontract?

De wet is hieromtrent niet duidelijk. De rechtspraak en rechtsleer zijn historisch verdeeld over deze kwestie. De klassieke visie1 ter zake neemt aan dat wanneer echtgenoten samen een gemeenschapsgoed schenken, ze elk een schenking doen van de helft ervan, en aanrekening van deze schenking in principe voor de helft in de nalatenschap van elk van beide echtgenoten dient te gebeuren. Een meer recente strekking stelt dat de schenking van gemeenschappelijke goederen erfrechtelijk moet worden verrekend volgens de verdeelsleutel van de huwelijksgemeenschap.

Het Hof van Cassatie nam recent standpunt in een arrest van 7 december 2020. Het is volgens het Hof niet correct om een schenking van gemeenschapsgoederen voor de helft te verrekenen in de nalatenschap van elk van de echtgenoten-schenkers ongeacht de verdeelsleutel van de huwelijksgemeenschap. Het huwelijkscontract is met andere woorden determinerend. Wanneer de huwelijksgemeenschap ingevolge een zogenaamd verblijvingsbeding in haar totaliteit toekomt aan de langstlevende echtgenoot, dient de erfrechtelijke verrekening van de schenking door inbreng of inkorting enkel te gebeuren in de nalatenschap van de langstlevende echtgenoot.

De gevolgen van deze cassatierechtspraak voor de praktijk en de advisering ter zake zijn belangrijk.

Zo staat vast dat wanneer een echtpaar samen gemeenschappelijke goederen schenkt aan hun kinderen en ten tijde van de schenking een keuzebeding was opgenomen in hun huwelijkscontract van gemeenschap van goederen, en de langstlevende ervoor opteert om zich de hele gemeenschap te laten toekomen, de schenkingen enkel ter sprake zullen komen in de nalatenschap van de langstlevende van de schenkers.

Maar wat nu als na de schenking van gemeenschapsgoederen een dergelijk beding aan het huwelijkscontract wordt toegevoegd op grond waarvan de hele huwgemeenschap aan de langstlevende van de schenkers moet toekomen?  Moeten de principes van het arrest ook dan worden toegepast? Kunnen ouders dan de rechten van hun begiftigde kinderen aanpassen na de schenking, door een wijziging door te voeren in hun huwelijkscontract? Een en ander is nog niet volledig uitgeklaard. Een voorzichtig adviseur zal de ouders en kinderen hier toch op moeten wijzen.

Stel, Pierre en Marie schenken de aandelen van hun onderneming in volle eigendom aan hun twee zonen, beiden actief in het bedrijf. Hun dochter krijgt een onroerend goed van gelijke waarde in volle eigendom geschonken van haar ouders. Het huwelijkscontract van Pierre en Marie bevat een keuzebeding op grond waarvan de langstlevende van hen beiden kan kiezen welke goederen hij of zij uit de gemeenschap wil ontvangen wanneer een van hen overlijdt. Marie wordt ziek en sterft. Pierre trekt op grond van het huwelijkscontract alle gemeenschappelijke roerende goederen naar zich toe. De schenkingen van de aandelen zullen dan, in de logica van het Hof, enkel te verrekenen zijn in de nalatenschap van Pierre, en niet in die van Marie. De dochter zal haar schenking van onroerend goed wel voor de helft moeten verrekenen in de nalatenschap van elk van haar ouders. Bij het overlijden van haar moeder, Marie, zal ze mogelijks een opleg moeten betalen aan haar broers, die hun schenking enkel ter sprake moeten brengen in de nalatenschap van hun vader Pierre. Bij diens overlijden, zullen de twee zonen mogelijks een opleg moeten betalen aan hun zus. Bovendien moeten zij langer interest betalen op de volledige waarde van hun schenking, terwijl hun zus slechts intrest moeten betalen op 50% van haar schenking tot bij het overlijden van haar moeder, en op 50% tot bij het overlijden van haar vader.

Was het nochtans niet de bedoeling van Pierre en Marie om hun kinderen gelijk te bevoordelen, en ongelijkheden via de betaling van een opleg en intrest net te vermijden? De recente cassatierechtspraak noopt alleszins tot alertheid.

Remediëren kan evenwel onzes inziens. In het huwelijkscontract kan bijvoorbeeld worden verduidelijkt dat het beding van ongelijke verdeling van de huwgemeenschap slechts betrekking zou mogen hebben op de gemeenschap zoals deze na vereffening zal zijn samengesteld, dus exclusief de bij leven weggeschonken goederen. Mogelijks zullen ook de (globale) erfovereenkomsten waarin afstand wordt gedaan van de vordering tot (inbreng en) inkorting aan belang winnen, aangezien zij de geschetste inbreng- en inkortingsproblematiek kunnen neutraliseren.

Zijn er fiscale gevolgen aan deze nieuwe benadering?

Goederen waarover de erflater kosteloos beschikte gedurende drie jaar voor zijn overlijden worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen werd aan schenkbelasting2. Men zou ervan mogen uitgaan dat ook de fiscus het standpunt dat het Hof van Cassatie innam, zal honoreren, zodat de driejaarstermijn enkel zal worden bekeken bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot-schenker aan wie het gemeenschappelijk vermogen waaruit werd geschonken verbleef. Dit is evenwel af te wachten. 

De volledige uiteenzetting die verscheen in Bericht aan het Notariaat (2021-1) kan u hier lezen. 

Dominique De Bie - Counsel (dominique.debie@tiberghien.com)

Laura Goossens - Associate (laura.goossens@tiberghien.com)


 Zie bijv. Brussel 30 juni 1965, Pas. 1966, II, 204; H. De Page, Traité de droit civil, tome X, 512 nr. 497; H. Du Faux, “Aanrekening van een geschonken gemeenschappelijk goed op de nalatenschap van welke ouder?”, in L. Weyts (ed.), De schenkingsakten, Recyclagedagen 1981 van de Federatie der Belgische Notarissen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1982, 38; J. Verstraete, “Schenking van gemeenschappelijke goederen ingevolge verblijvingsbedingen, contractuele erfstellingen, inbreng en inkortingsregels”, T. Not, 2001, p. 199 e.v.

2 Artikel 2.7.1.0.5. VCF.

Tiberghien Brussels

Tour & Taxis

Havenlaan|Avenue du Port 86C B.419
BE-1000 Brussels

T +32 2 773 40 00

F +32 2 773 40 55

info@tiberghien.com

Tiberghien Antwerp

Grotesteenweg 214 B.4
BE-2600 Antwerp

T +32 3 443 20 00

F +32 3 443 20 20

info@tiberghien.com

Tiberghien Ghent

Esplanade Oscar Van de Voorde 1
BE-9000 Gent

T +32 9 216 18 00

info@tiberghien.com

Tiberghien Hasselt

Torenplein 7 B13.1
BE-3500 Hasselt

T +32 11 57 00 13

info@tiberghien.com

Tiberghien Luxembourg

23, Boulevard Joseph II
LU-1840 Luxembourg

T +352 27 47 51 11

F +352 28 66 96 58

info@tiberghien.com