Algemeen: uitbreiding van het toepassingsgebied
Tot voor kort was de beurstaks louter verschuldigd bij verrichtingen die in België werden “aangegaan” of “uitgevoerd”. Wanneer geen Belgische tussenpersoon optrad, werd de verrichting daarentegen geacht te zijn aangegaan en uitgevoerd in het buitenland. Dit impliceerde bijvoorbeeld dat in principe geen beurstaks was verschuldigd bij verrichtingen met een effectenportefeuille die bij een buitenlandse kredietinstelling werd aangehouden door een in België verblijvende fysieke persoon.
De Wet van 25 december 2016 breidt het toepassingsgebied van de Belgische beurstaks uit naar verrichtingen aangegaan en uitgevoerd door buitenlandse tussenpersonen. De beurstaks zal nu verschuldigd zijn indien het “order” voor de verrichting rechtstreeks of onrechtstreeks aan de buitenlandse tussenpersoon wordt gegeven, hetzij door een natuurlijke persoon met gewone verblijfplaats in België, hetzij door een rechtspersoon voor rekening van een zetel of vestiging in België. Een Belgisch spaarder met effectenportefeuille in het buitenland kan vanaf nu dus geconfronteerd worden met de Belgische beurstaks.
Daarnaast werden ook de plafonds voor de beurstaks verhoogd (zie hiervoor onze Estate Newsletter van december 2016).
Indiening van de aangifte en betaling van de beurstaks
Wanneer het order aan een buitenlandse tussenpersoon wordt gegeven, is de ordergever (bijvoorbeeld de in België wonende natuurlijke persoon) prima facie zelf schuldenaar van de taks en is hij onderworpen aan specifieke aangifteverplichtingen. Dit leidt natuurlijk tot een significante administratieve last in hoofde van deze fysieke persoon (of rechtspersoon).
De wet voorziet echter dat de ordergever niet langer aansprakelijk is voor de betaling van de beurstaks, indien de taks reeds werd betaald (door de buitenlandse tussenpersoon). Buitenlandse tussenpersonen kunnen eventueel een aansprakelijke vertegenwoordiger in België laten erkennen voor de indiening van de aangifte en de betaling van de beurstaks. De voorwaarden voor deze erkenning werden vastgelegd in het koninklijk besluit van 16 februari 2017 (B.S. 22 februari 2017). Indien een beleggingsportefeuille in het buitenland wordt aangehouden, raden wij dan ook aan om aan de financiële instelling te contacteren met de vraag of zij zelf beurstaks zal afhouden.
Indien de in België verblijvende ordergever zelf schuldenaar is van de beurstaks, dan heeft hij voor de betaling en de aangifte tijd tot de laatste werkdag van de tweede maand die volgt op die waarin de verrichting werd aangegaan of uitgevoerd. Voor transacties verricht in januari 2017, zou aldus de betaling en aangifte dienen te geschieden voor de laatste werkdag van maart.
Hoewel de wettekst hieromtrent verre van duidelijk is, lijkt de administratie te impliceren dat de termijn van twee maanden niet geldt indien de buitenlandse tussenpersoon zelf de beurstaks inhoudt en betaalt (eventueel via een aansprakelijk vertegenwoordiger). In dat geval zou ten laatste op de laatste werkdag van de maand volgend op de verrichting moeten worden betaald en aangegeven.
Gelieve te noteren dat op 27 februari de administratie een persbericht heeft gepubliceerd waarin een uitstel tot 30 juni 2017 wordt verleend voor de betaling en aangifte. Deze termijnverlenging geldt voor de verrichtingen uitgevoerd in januari, februari, maart en april 2017 indien de buitenlandse tussenpersoon de taks zelf zou inhouden en betalen. Wanneer de ordergever de taks zou betalen en aangeven geldt deze termijnverlenging voor de verrichtingen uitgevoerd in januari, februari en maart 2017.
Het aangifteformulier werd overigens gepubliceerd op de website van de FOD Financiën.
Quid beleggingen door juridische constructies onderworpen aan de Kaaimantaks?
Zoals gesteld zal de beurstaks in principe verschuldigd zijn indien het order voor de verrichting “rechtstreeks of onrechtstreeks” aan de buitenlandse tussenpersoon wordt gegeven. De notie “onrechtstreeks” leidt tot interpretatiemoeilijkheden indien de beursverrichtingen gebeuren vanuit het vermogen van een juridische constructie die onder het toepassingsgebied van de kaaimantaks valt.
Op een vraag hieromtrent, gesteld in de Commissie voor de Financiën en de Begroting op 19 december 2016, heeft de minister van Financiën het volgende geantwoord: “Met de bepaling over de “onrechtstreekse” orders viseert de wetgeving o.a. de introducing brokers die de ontvangen orders doorgeven aan een buitenlandse entiteit. Ook orders door juridische structuren waarvan de uiteindelijke begunstigde inwoner van België is en die in principe onder de Kaaimantaks vallen kunnen onder deze noemer begrepen worden.”
Indien de Minister met zijn antwoord bedoelt dat alle orders door juridische structuren waarvan de uiteindelijke begunstigden, of – meer algemeen – de oprichters, onder de toepassing van de Belgische beurstaks vallen, dan kunnen wij dit niet bijtreden.
Ons inziens kan de fiscale transparantie op grond van de Kaaimantaks – voorzien in het Wetboek Inkomstenbelasting – niet zonder meer doorwerken naar de beurstaks (voorzien in het Wetboek Diverse Rechten en taksen). Volgens ons slaat de term “rechtstreeks of onrechtstreeks” op het geven van het order (i.e. waarbij dit order zou verlopen over verschillende tussenpersonen/brokers). Het moet echter gaan om een order dat een impact heeft op het vermogen van deze ordergever. Men dient aldus na te gaan in wiens vermogen de verrichting wordt gesteld. Indien de effecten werkelijk zouden behoren tot het vermogen van de juridische constructie, kan de beurstaks ons inziens niet doorwerken op verrichtingen gedaan vanuit dit afzonderlijk vermogen. In dit verband dient te worden benadrukt dat een buitenlandse juridische constructie in principe een niet-inwoner is, waarvoor de vrijstelling van beurstaks voorzien door artikel 126/1, 2° in fine Wetboek diverse rechten en taksen geldt. Voor meer informatie hierover verwijzen wij naar een eerdere bijdrage.
Christophe Coudron - Counsel (christophe.coudron@tiberghien.com)
Matthias Vekeman – Associate (matthias.vekeman@tiberghien.com)